Bekijk het filmpje van de juf. Onder het filmpje staat stap voor stap uitgelegd wat je moet doen.
Klaarleggen: WI werkboek C, ZRM, touwtje (stukje wol, lintje, schoenveter, …), lat (of geodriehoek), schrijfpotlood
1) Open je werkboek op p.11.
2) Ga op zoek in je huis naar cirkels. Kies 2 voorwerpen uit waarbij je de omtrek van de cirkel kan meten a.d.h.v. een touwtje. Noteer de naam van deze 2 voorwerpen op p.11 bij oef.1.
à Enkele voorbeelden: een bord, een deksel van een pan, een muntstuk van €2, een cd, een velg van een wiel, soepkom, …
3) Neem een touwtje en een lat (of geodriehoek). Meet de omtrek van die cirkels zo nauwkeurig mogelijk (tot op 1 mm nauwkeurig). Noteer dat in de 2e kolom in je werkboek bij oef.1.
4) Meet de diameter van die cirkels zo nauwkeurig mogelijk (tot op 1 mm). Noteer dat in de 3e kolom in je werkboek bij oef.1.
5) Neem je ZRM. Deel het getal van de omtrek (= kolom 2) door het getal van de diameter (= kolom 3). Rond het resultaat af op 2 cijfers na de komma. Noteer dit getal in de 4e kolom. (Doe dit voor allebei de voorwerpen.)
à We bespreken dit nog in de klas. De andere oefeningen doe je nog NIET.
1 opmerking:
gelukt
Een reactie posten